Nieuws Hoogtepunten

;

woensdag 9 januari 2008

Immanuel Kant

Kant: 1724, Hij heeft 40 jaar college gegeven. Hij was de man die het hoogtepunt van de filosofie heeft bereikt volgens velen. Hij heeft heel zijn leven een grote regelmaat aangehouden en was vaak. Hij was al beroemd tijdens zijn leven en heeft aan willen tonen dat er buiten de mechanische krachten geen bovennatuurlijke krachten nodig zijn om uit de oerchaos het harmonische wereldgeheel te laten ontstaan. De eerste periode van Kant wordt gezien als de voorkritische periode. Hij stelde onder andere dat materie slechts kracht (energie) is. Zijn wijsbegeerte is een rationalisme wat dogmatisch van systeem is. Hij wordt uit zijn dogmatische systeem losgerukt door Lock. Vanaf hier wil hij de grens bepalen tussen rationalisme en empirisme. Hieruit komt ook zijn meesterwerk voort, De kritiek van de zuivere rede. Kritiek betekend meer verduidelijking. A priori is voor alle ervaring. Zuiver is deze wanneer hij onvoorwaardelijke noodzakelijkheid bezit en strenge algemeenheid. Verder maakt hij onderscheid tussen Synthetische en Analytische oordelen. De ruimte en tijd zijn bv. a priori. Esthetica is de leer van de empirie. Zinlijkheid en verstand werken samen om kennis te verschaffen. In de oordeelsvormen tonen zich de grondvormen (categorieën) van ons denken. Dit zijn zuivere verstandsbegrippen. Kwantiteit, kwaliteit, relatie en modaliteit. Zuivere begrippen krijgen wij wanneer wij ruimte, tijd en categorieën met elkaar verbinden. Dit geld voor de verschijningsvormen van de dingen maar niet voor het ding an sich. Het vermogen de juiste categorie te kiezen noemt hij oordeelskracht, dit betekend ook het kunnen denken van het bijzondere geplaatst in het algemene. Een verandering van grote betekenis is dat hij aanneemt dat de natuur en de dingen zich naar onze kennis moeten richten in plaats van anders om. Wij komen niet verder dan de wereld van de verschijnselen. Rede is voor Kant het vermogen tot gevolgtrekken. Het verstand vormt begrippen en verbind deze tot oordelen. De rede verbind oordelen tot conclusies. De rede vormt regels waarnaar het verstand te werk moet gaan. Hieruit vormt de rede drie ideeën. Het idee van God, het idee van de wereld en het idee van de ziel. Voor Kant staat vast dat de rede het bestaan van god niet kan weerleggen of bewijzen. Dit geld ook voor andere algemene metafysische ideeën als vrijheid. Verder heeft kant over tal van dingen geschreven. De mens als handelend wezen. Autonome en heteronome mogelijkheden die onze wil bepalen. Maximes voor het individu en praktische wetten in het algemeen. Hier is weer een onderscheid tussen de Hypothetische en Categorische imperatieven. (voorwaardelijk en onvoorwaardelijk geldend) De categorisch imperatief zou de grondslag van de ethiek moeten zijn. In onze waarheid zijn wij vrij maar tegelijk een onnoemelijk klein deeltje van het geheel (dualistisch, 2 werelden). In de vrijheid is de zedelijke wet noodzakelijk en geeft ons het gevoel van intelligentie en eigenwaarde. Kant verplaatst religie van de rede naar het handelen. Volgens Kant is zedelijk handelen Gods erkenning. Al onze gevoelens zijn lustgevoelens of onlustgevoelens.

Kort gezegd is de wereld wetmatig maar stammen de wetten uit onszelf. In zijn na kritisch werk neemt hij het geloof weer onder de loep. In deugdenleer en rechtsleer de zeden. Wettelijke vrijheid en burgerlijke gelijkheid staan hierbij centraal. Alle veranderingen komen van binnenuit. Of oorlog zinnig is of niet wij moeten altijd streven naar vrede. Ken uzelf. Een kritische noot naar Kant is zijn gebrek aan consequentie. Bijvoorbeeld hoe de rede praktisch kan worden of hoe je van een ding an sich kan uitgaan terwijl dat niet zintuiglijk waar te nemen is. Er wordt wel gezegd dat hij te rationalistisch was en niet vertrouwde op gevoel.

< samenvatting uit Geschiedenis van de Filosofie, Joachim Storig p.418-472 >

Geen opmerkingen: